Taalstukjes

Zijn pieren dood? Zijn vissen gezond? Zijn deuren gek? Zijn torren dronken? Lopen tieten? Kloppen bussen? Is de nacht lelijk? Moeten makke beren enorm schijten? (Verstond ik vroeger als ‘een manke beer’.) Waarom dan dood als een pier, gezond als een vis, gek als een deur, moeten schijten als een makke beer etc.? Dat is onzinnig, maar daarom juist leuk. ‘Branden als een fakkel’ is minder leuk dan ‘branden als een tierelier’. Over die kloppende bussen: dat is eigenlijk een contaminatie van ‘het sluit als een bus’ en ‘het klopt als een zwerende vinger’. Logische uitdrukkingen, en dus minder gek en minder leuk dan ‘het klopt als een bus’. Die ongerijmdheid is misschien juist daarom ontstaan.

Uitdrukkingen op de kantoorwerkvloer komen en gaan. Ze zijn over het algemeen afschuwelijk. Ergens een klap op geven, iets parkeren, dingen uitrollen, content is key, iets on hold zetten, een kwaliteitsslag maken (vertaalslag kan ook) enz. Ik ken ze nauwelijks uit eigen ervaring, want op de krantenredactie waar ik werkte, hoorde je ze nauwelijks. Ik herinner me deze: “In de haarvaten van de stad zitten, weten wat er speelt.” O ja, en een nieuwe hoofdredacteur zei in zijn openingstoespraak op zo’n motivatiebijeenkomst: “We gaan de kar uit de modder trekken.” Maar dat is niets vergeleken bij twee uitdrukkingen die mijn vrouw op het accountantskantoor waar ze werkt, heeft opgepikt. “Dat wilde ik even tegen je aanhouden.” En: “Dan kom ik wel even bij je op de lijn.” Die laatste is volgens haar bezig aan een opmars.

Het kan soms erg lang duren voordat ik ergens achter kom. Het heeft jaren geduurd voordat ik zag dat pijpestelen in ‘het regent pijpestelen’ de stelen van pijpen betekende. Nog langer heeft het geduurd voordat ik inzag dat die soms massaal aanwezige, kennelijk niet weg te krijgen, wit-grijze, ronde vlekken op de trottoirs het resultaat moeten zijn van platgetreden, uitgespuugd kauwgom.
Vorige week liep ik door het Oosteinde in Kralingen. Midden op de rijweg lag het gedeeltelijk platgereden kadaver van een duif. Een kraai was ermee bezig. Die pikte in dat lijk om het naar de zijkant de schuiven. Pas dan kon het verorberen beginnen. Zodra een auto naderde, hipte de kraai weg om snel daarna het pikken te vervolgen. De kraai was geen gier, maar wel een lijkenpikker. Nu pas begreep ik waar de term kraai voor begrafenisondernemer vandaan kwam.

Er is een woord in de Nederlandse taal dat twee totaal verschillende associaties heeft: uil. De uil staat symbool voor wijsheid. De Griekse godin van de wijsheid, Pallas Athena, had de uil als metgezel. De uil staat ook symbool voor domheid en is synoniem voor oen. Dat brengt me op de genialiteit van de schepper van Paulus de Boskabouter, Jean Dulieu. Zijn uil, Oehoeboeroe, pretendeert wijsheid, maar hij doet dat zo opzichtig dat het een vorm van domheid wordt. Oehoeboeroe kan over iets onbeduidends zeggen: “Dat is helendal nogal wel zo tamelijk buitengemeen interessant, Paulus.” Dulieu wist van twee uilen één uil te maken.

Bob Frommé

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.